We organiseren onze acties in zes thematische werkagenda's:
Werkagenda's:
Bio-economie
Circulair Bouwen
Chemie/Kunststoffen
Maakindustrie
Voedselketen
Waterkringlopen
Zeven hefboomwerkingen zorgen voor extra ondersteuning:
Hefboomwerkingen:
Beleidsinstrumenten
Circulair aankopen
Communicatie
Innoveren & Ondernemen
Financiering
Jobs & Vaardigheden
Onderzoek
Wat, waarom en hoe?
Waarom gaan we voor een circulaire economie?
Toekomstbeelden 2050
Hoe zien we onze circulaire toekomst?
Over onze aansturing
Wie stuurt wat bij Vlaanderen Circulair?
In een klassieke lineaire aanpak nemen we grondstoffen en maken we er een product van. Van zodra het product verkocht is, daalt het gros van de producten in waarde (de functionaliteit van de materialen daalt). Zelfs zover dat ze afval worden en een negatieve waarde krijgen: je moet ervoor betalen om ervan af te geraken.
In een circulaire economie worden tal van strategieën toegepast om materialen en producten zo hoogwaardig mogelijk te blijven inzetten in de economie. Ze worden hersteld, hebben een hoge tweedehandswaarde, zijn upgradebaar, kunnen makkelijk gedisassembleerd worden en omgevormd worden tot nieuwe producten, de materialen zijn volledig recycleerbaar of afbreekbaar...
Grafisch geeft dat het plaatje hieronder: de waarde/functionaliteit van materialen stijgt doorheen het productieproces, tot het punt van verkoop. Dan volgt een steile neergang.
Grafisch geeft dat het plaatje hieronder: de waarde/functionaliteit van materialen wordt, ook na de initiële verkoop, keer op keer op een hoog niveau teruggebracht.
De biogebaseerde economie is het deel van de ruimere bio-economie waarin biogebaseerde producten gemaakt worden. Het kan hier gaan over biogebaseerde activiteiten in de chemie, textielindustrie, farmaceutische industrie, houtverwerkende industrie, bouwsector, etc. De productie van voeding en veevoeder maken deel uit van de bio-economie, maar niet van de biogebaseerde economie.
De biogebaseerde economie duidt op de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof: van ‘fossil based’ naar ‘bio based’. De toepassingen zijn bijvoorbeeld vulstoffen, chemicaliën, materialen, brandstoffen, elektriciteit en warmte. Het slim gebruik maken van biomassa (cascadering) is hierbij van belang (Bron: BioBased Economy). In dat opzicht vult de biogebaseerde economie de circulaire economie mooi aan: beide streven naar een maximaal waardebehoud van grondstoffen.
Hieronder tonen we in schema de cascade van waardebehoud voor biomassa (plantaardig en dierlijk materiaal). Centraal staat de vraag: hoe kunnen we biomassa zo waardevol mogelijk inzetten in onze economie? De preventie van (voedsel)verlies en de inzet voor menselijke voeding zijn hiertoe de beste pistes. Als je ook met een economische bril kijkt (wat levert het meeste toegevoegde waarde), dan krijgen fijnchemicaliën (= niche-producten in kleine volumes) en farmacie uit biomassa ook een prominente plek. Storten is de minst aangewezen optie.
Meer over de biogebaseerde economie >
Circulair bouwen streeft naar een efficiënt en effectief gebruik van hulpbronnen. Het doel is om economische, sociale én ecologische (meer)waarde te creëren of minstens te behouden. Tijdens het bouwproces worden de bestaande erfenis en toekomstige opportuniteiten eigen aan onze bouwwereld in acht genomen.
Leer meer Download de whitepaper voor bouwprofessionals
In de circulaire economie is er een bijzondere plaats voor de deeleconomie, of meer algemeen 'gebruik boven eigendom'. Het idee dat we niet alle spullen die we gebruiken ook altijd zelf moeten aanschaffen, kan immers bijdragen tot een meer circulaire economie. Want veel goederen die we kopen - een boormachine bijvoorbeeld - blijven het grootste deel van hun leven ongebruikt in de kast liggen. Zonde van de centen en de geïnvesteerde energie en grondstoffen om die producten te maken. Waarom dan niet één boormachine kopen en dat delen met anderen? Dit idee wordt vaak gevat in boutades als "ik wil een gat, niet de boormachine" of "ik wil vliegen, niet het vliegtuig kopen", of "ik wil licht, niet de lamp". Zo sparen we potentieel geld én grondstoffen uit. Potentieel, want het volledige plaatje van milieu-effecten is natuurlijk complex: er zijn bijvoorbeeld de zogenaamde rebound-effecten (door lagere kosten van delen, vergroot de consumptie) en moral hazard (door de verschuiving van eigendom, gaat de gebruiker minder zorg dragen). Goede randvoorwaarden en analyses zijn essentieel.
Hieronder tonen we het voorbeeld van de auto: doorheen zijn leven wordt een (niet-gedeelde) auto verbluffend weinig nuttig ingezet. 96% van de tijd staat hij geparkeerd. Van de tijd die hij wel rijdt, doet hij slechts 2,6% van de tijd waarvoor hij echt op de baan moet zijn: mensen van A naar B brengen.
Wanneer producenten hun producten en verdienmodel oriënteren op dit idee van gebruik boven eigendom, spreken we van product-dienstcombinaties. Synoniemen zijn performance-economie en functionaliteitseconomie. Centraal staat de dienst rond het product (het licht, mobiliteit, klimaat) en niet langer het product (de lamp, de auto, de verwarmingsinstallatie). De focus verschuift naar de functie van het product.
De producent haalt omzet uit het verkopen van het gebruik van zijn product. Hoe robuuster hij de de producten maakt die hij 'verdienst', hoe minder onderhoudskosten hij moet betalen en hoe meer winst er dus overblijft. Resultaat: in een ideaal scenario krijgen we producten die minder materiaal verbruiken en langer meegaan.
De gebruiker van zijn kant koopt zekerheid. Hij betaalt enkel voor het resultaat, niet het product: gaat het product stuk, dan moet de producent het op zijn kosten herstellen. Maximale service, een gezonde klantenrelatie, geen onaangename verrassingen.
Beide partijen hebben met product-dienstcombinaties dus dezelfde belangen: een product dat zo lang mogelijk zo goed mogelijk blijft werken. Dit in tegenstelling tot de lineaire economie waar de meeste producenten leven bij gratie van producten die snel vervangen moeten worden.