Betalen voor gebruik in plaats van bezit? Circulaire revolutie, maar complex

donderdag 9 juli 2020

We lieten een team van journalisten en experts de boer op gaan om met Open Call projecteigenaars te praten over hun subsidieproject. We gebruikten hun bevindingen voor interne evaluatie, de opstart van een externe impactanalyse, én een artikelenreeks over de geleerde lessen. Dit artikel is het vierde van die reeks.

De Open Call van Vlaanderen Circulair ondersteunt experimentele projecten voor de circulaire economie. Intussen lanceerden we de call voor de derde keer en worden nu een kleine 200 projecten ondersteund, voor een totaalbedrag van 16 miljoen euro. De projecten zijn erg divers: van burgerinitiatieven over projecten in bedrijven tot innovaties van lokale besturen. Allemaal interessant, denkt u wellicht, maar wat brengt dat nu eigenlijk op? Om die vraag te beantwoorden lieten we een team van journalisten en experts de boer op gaan om met projecteigenaars te praten over hun subsidieproject. We gebruikten hun bevindingen voor interne evaluatie, de opstart van een externe impactanalyse, én een artikelenreeks over de geleerde lessen. Dit artikel is het eerste van die reeks.

Vandaag zien heel wat bedrijven in de circulaire economie de ecologische en sociale voordelen in van product-dienst-combinaties (PDC’s) of as-a-service-modellen. Maar om de stap effectief te zetten zijn er nog heel wat hindernissen te overwinnen, blijkt uit verschillende testcases.

Wat zijn PDC’s precies? Bij product-dienst-combinaties betalen gebruikers voor een dienst, terwijl het product eigendom van de producent of verdeler blijft. De modellen zijn interessant voor de circulaire economie, omdat ze stimuleren dat producten duurzamer ontworpen zullen worden, volgens de principes van ecodesign. Waar in lineaire businessmodellen producenten omzet genereren door zoveel mogelijk producten te verkopen, prikkelt het PDC-model producenten om producten zó te ontwerpen dat ze een lange levensduur hebben, eenvoudig herstelbaar zijn en gemakkelijk hergebruikt of gerecycleerd kunnen worden. Hoe langer immers de producent zijn product kan ‘verhuren’ zonder interventies voor herstellingen of vervangingen -die vallen contractueel ten laste van de producent-, hoe groter de winst.

In een PDC-systeem dragen producenten - die het meeste kennis en knowhow hebben over hun product - een grotere verantwoordelijkheid naar hergebruik toe, waardoor slimmere kringlopen gesloten kunnen worden.

Neem een voorbeeld uit de bouw: ‘Je kan naar een gebouw kijken als een verzameling van tokens, van componenten, die van heel veel verschillende eigenaren kunnen zijn, en die elk in hun eigen cirkels draaien. Als de partijen met het meeste kennis van die materialen ook de partijen zijn die die materialen in een cirkel laten draaien, dan kan dat leiden tot verbeterd gebruik van die materialen,’ licht Jeroen Poppe toe, die met de VUB het project ‘Circular Retrofit Lab’ uitrolde, waarbij ze een oud studentenhuis in het midden van de campus volledig renoveerden met circulaire bouwmaterialen, volgens de principes van demonteerbaarheid.

"Als de partijen met het meeste kennis van die materialen ook de partijen zijn die die materialen in een cirkel laten draaien, dan kan dat leiden tot verbeterd gebruik van die materialen" - Jeroen Poppe, VUB

Samenlevingsopbouwwerker Stefan Goemaere zette samen met fabrikant Bosch een project op, Papillon, dat huishoudtoestellen verhuurt aan gezinnen in energiearmoede. Goemaere benoemt hoe PDC’s ecologisch ontwerp stimuleren: ‘Stel dat er iets mis is met een reeks toestellen. Dan moet Bosch bij twintig van die toestellen opnieuw langsgaan. Als ze dat in de loop van die tien jaar twee of drie keer moeten doen, scheurt Bosch zijn broek eraan. En als er een onderdeel op een onhandige plek steeds stuk gaat, bijvoorbeeld een component achter de filter in een wasmachine, en als het dan een half uur werktijd kost om de filter eruit te halen: dan gaan ze bij het ontwerp het onderdeel dat veel stukgaat misschien naar voren verplaatsen in het toestel, zodat het gemakkelijker vervangen wordt. Daarnaast is het zo dat als de toestellen na tien jaar terugkomen, Bosch het materiaal zal willen kunnen hergebruiken. Dus alle onderdelen moeten makkelijk uit elkaar te halen zijn om als basis te dienen voor nieuwe toestellen.’ Op die manier zetten as-a-servicemodellen aan tot slim ontwerpen met het oog op demonteerbaarheid en een lang productleven.

Stefan Goemaere: "Voor mensen in armoede is betalen voor gebruik simpel. Het verkoopt zichzelf. Dan heb je geen zorgen over duur materiaal dat stukgaat."

Sociaal potentieel

Maar voor Stefan Goemaere was de motivatie om met het PDC-model te experimenteren boven alles sociaal: mensen met een laag inkomen die een nieuw toestel nodig hebben, kiezen vaak voor goedkope, energieverslindende toestellen, of ze houden hun oude toestel toch wat langer in gebruik. Maar door het hoge verbruik zadelen die toestellen de gebruiker op met een hogere energiefactuur. Zonder de investeringskost kan je vanaf maand één de negatieve spiraal van energiearmoede - deels - doorbreken. Stefan Goemaere: ‘Voor mensen in armoede is betalen voor gebruik simpel. Het verkoopt zichzelf. Dan heb je geen zorgen over duur materiaal dat stukgaat. Bij de meeste gezinnen die klant zijn bij ons, legde ik uit dat er ook een sociale leenformule bestaat, om het toestel aan te kopen. Maar mensen in armoede hebben vooral schrik van onverwachte uitgaven. Als een toestel na drie jaar is afbetaald, en er gaat na vijf jaar iets stuk, dan kost een technieker al snel 75 euro, nog zonder iets te vervangen. Een wasmachine op zich gebruiken stelt minder een probleem: de lopende energiekosten kunnen ze inschatten.’ Het project kreeg heel wat aandacht tijdens de wedstrijd Radicale Vernieuwers 2019 en leverde Goemaere en co de Standaard Klimaattrofee op. Volgens de jury combineerde Papillon klimaatmaatregelen met de strijd tegen ongelijkheid.

De sociale en ecologische verdienste van PDC’s is niet te betwisten. Maar er is ook een keerzijde: product-dienst modellen brengen heel wat juridische en boekhoudkundige moeilijkheden met zich mee, waar vandaag nog geen doortimmerde oplossing voor bestaat.

Juridische en fiscale hindernissen

Ten eerste wordt de omzet gespreid doorheen de tijd (regelmatige kleinere ‘huuropbrengsten’) en vertoont die geen piek relatief kort na de productie ervan, zoals bij de klassieke verkoop. Dit vergt een nieuw soort financieel management en boekhouding. Steven Vanden Brande van bouwbedrijf Durabrik: ‘Als een bedrijf investeert in een warmtepomp, maar de klant op lange termijn afbeeztaalt, klopt de balans van de leverancier niet meer, want die spreidt de inkomsten over 30 à 40 jaar.’ Dat beaamt ook Stefan Wauters van plastics recycler Eco-Oh!: ‘Als een bedrijfsrevisor zou kijken naar onze balans [met een PDC-model], zou onze schuldpositie altijd maar groter worden. Hoe succesvoller, hoe groter de schuld.’

Een andere vraag: hoe leg je juridisch vast waar het eigendom van de leverancier eindigt en dat van de gebouweigenaar begint? Bij PDC’s in gebouwen komt er al snel een grijze zone in zicht, legt Jeroen Poppe van de VUB uit: ‘Het voorbeeld van een lift is relatief duidelijk en eenvoudig: daarvoor maak je een notarisakte op die beschrijft dat alles in de liftschacht eigendom van de fabrikant blijft. Maar om te definiëren dat een betonbalk, die volledig ingegoten is in een structuur, eigendom blijft van een andere partij: dat is juridisch veel moeilijker te beschrijven.’

Ook fiscaal zijn product-dienstcombinaties vaak een harde noot om te kraken. Jeroen Poppe: ‘Als een bedrijf bijvoorbeeld zegt: “wij gaan geen lampen meer kopen, maar licht,” dan gaan ze dat niet meer als een investering kunnen inbrengen, maar als een maandelijkse kost. Je kan ze niet meer aftrekken op een klassieke manier als investering.’

Daarnaast kan het - zeker in de experimenteerfase, moeilijk zijn voor een bedrijf om een overvloed aan kleine, maandelijkse (in het geval van maandelijkse huur) transacties correct te verwerken, in plaats van eenmalige grote transacties wanneer een product verkocht wordt. Waardoor er vaak een derde ‘tussenpartij’ moet optreden. Stefan Goemaere van Papillon: ‘Het eerste idee was dat klanten rechtstreeks van Bosch huren. Dat was naïef. Zeven euro per maand terugvinden in de boekhouding van een multinational: daarvoor moet je extra personeel aanwerven. Op dit moment werken wij als tussenpartij. Mensen betalen aan ons en huren eigenlijk ook van ons. Eén keer per jaar storten wij het huurgeld naar Bosch. Op dit moment is zo’n tussenorganisatie nodig. Maar dat is eigenlijk niet de taak van onze organisatie.’

Tenslotte zijn er ook nog vragen rond intellectuele eigendom in product-dienstmodellen die essentieel zijn. In deze nieuwe product-dienst modellen duiken soms achteraf vragen op, die best in het begin van een samenwerking op papier worden gezet. Stijn Devaere, directeur van textiel-competentiecentrum Centexbel: ‘Als je (met de ketenpartners) een patent nodig hebt op een technologie om een product ecologisch te verbeteren, wie wordt daar dan de rechthebbende van? Is het wie het gaat toepassen, of is het de hele keten? Die vraag hebben we in verschillende projecten vastgesteld. (...) We kwamen tot de conclusie dat als je een ander businessmodel loslaat op het circulair gebeuren, dat je met additionele aspecten wordt geconfronteerd waar je best van in het begin goede afspraken rond maakt.’

Financiële risico’s

Verschillende projecten in de Open Call hadden ook moeite met het vinden van de juiste financiering. De onzekerheden bij PDC’s zijn nog groot.

Zo is het voor veel producten moeilijk de restwaarde doorheen de tijd te bepalen. Maar het gaat verder dan restwaardebepaling, stelt Stefan Goemaere van Papillon: ‘Wat moeilijk is, is dat Bosch in de verhuurprijs rekening moet houden met de loonkost van de techniekers binnen tien jaar, de transportkost, enzovoort. Zullen ze met benzine rijden, of met elektriciteit? Of gaat het via de lucht, en hoeveel kost dat dan?’

Die financiële onzekerheid veroorzaakt vertragingen. Eventueel kan een tussenkomst via een financieel vehikel een oplossing bieden - bijvoorbeeld een Special Purpose Vehicle (SPV). Steven Vanden Brande van bouwbedrijf Durabrik overwoog dit, maar stelde daar ook vraagtekens vast: ‘Wanneer zo’n SPV er zou zijn, wie wil er dan zijn geld in steken? Welk rendement moet erop zitten? Dat zijn enorme bergen waar we nog over moeten voor we ‘as a service’ kunnen aanbieden.’

Sommigen kiezen vooralsnog voor een terugnamemodel. De klant betaalt dan een soort leeggoedpremie bovenop het product, dat ze terugkrijgen wanneer ze het product terugbrengen naar de producent. Het gaat er in essentie om dat je waarde toekent aan het restproduct. Stefan Wauters van Eco-Oh!: ‘Als we de kost van een zitbank bijvoorbeeld van 1.000 euro naar 1.075 euro zouden optrekken, waarbij die extra 75 euro een garantie is dat wij binnen tien jaar die bank recyclen: daar wil men wél voor betalen. En dan kan je heel die complexiteit van eigenaar blijven loslaten, en de zorg, reiniging en herstelling ook. Een terugnamemodel sluit aan bij hoe iedereen het vandaag gewoon is. Dan heeft de klant bij wijze van spreken een aflaat gekocht.’

Financiële dienstverlener Econocom deed, ook met de Open Call-steun van Vlaanderen Circulair een praktijkonderzoek naar de financiering van circulaire as-a-service modellen. Het onderzoek stelt gelijkaardige drempels vast en breekt onder meer een lans voor de cruciale rol van leasemaatschappijen om de knoop te ontwarren. Zij kunnen met hun specifieke ervaring een rol spelen in het faciliteren van PDC’s. Door de tussenkomst van een derde partij - de leasemaatschappij - moeten ondernemers immers niet zelf eigenaar blijven. Ook hoeven ze niet langer eigen kapitaal of bankleningen aan te boren.

[Leasemaatschappijen] kunnen met hun specifieke ervaring een rol spelen in het faciliteren van PDC’s.

Zo wordt het voor circulaire ondernemers financieel haalbaar om PDC’s en as-a-service modellen aan te bieden. Dat levert duurzame klantenrelaties op, naast meer voorspelbare inkomstenstromen, een betere ondersteuning voor de stijgende vraag van bezit naar gebruik, lagere financiële drempels voor innovatie, uitbesteed beheer van je activa en administratieve ontzorging.

Anders denken

Ook wat consumenten willen, staat soms in de weg van product-dienstcombinaties. Vandaag zijn mensen het gewoon om de volledige controle over heel wat producten te hebben, die ze kunnen gebruiken wanneer het nodig is en die eventueel nog doorverkocht kunnen worden. Of de mentaliteitswijziging zich in alle sectoren even makkelijk aandient, is afwachten. Ook voor bedrijven, handelaars en overheden is het PDC-model wennen. Bij overheden is er dan nog de bijkomende moeilijkheid dat alles via nauwgezette procedures moet verlopen. De procedures zijn natuurlijk afgestemd op de aankoop van producten, eerder dan de huur ervan. Dit zal tijd vergen om te veranderen.

Op de werkvloer bleek dat PDC’s muurtjes tussen sectoren slopen. Een horizontale vorm van samenwerken binnen een bedrijf bleek soms handig. Stefan Goemaere van Papillon: ‘Traditioneel werken de verschillende diensten bij Bosch eigenlijk als kokers naast elkaar: de dienst marketing, dienst na verkoop, planning en de juridische dienst. In ons geval moesten de medewerkers beneden aan de ladder met elkaar beginnen overleggen. Dat veranderde de interne manier van werken. Daarnaast ontdekten ze dat het hele informaticasysteem in het bedrijf gericht is op verkoop en niet op verhuur, wat betekende dat medewerkers fysiek met papiertjes van bureau naar bureau rondliepen.’

Conclusie

Product-dienst modellen mikken op producten die lang kunnen meegaan. Maar voor producten die tot tien jaar kunnen meegaan - zoals het geval is bij de huishoudtoestellen in het Papillon-project of de zitbanken van Eco-Oh! - moeten de testen even lang duren. Op proefondervindelijke inzichten over de volledige cycli van de PDC’s, is het dus nog even wachten.

Al is het sociale en ecologische potentieel van PDC’s enorm, de projecten uit de Open Call tonen aan dat de uitdagingen nog erg groot zijn. Pilootprojecten en innovatoren binnen verschillende sectoren kunnen meer inzicht bieden.

Ontdek de nieuwe lichting projecten 2019

We brengen een overzicht van de nieuwste editie van de Open Call. We bieden er ook een poster aan, met een overzicht van alle gesubsidieerde projecten sinds 2017.

Naar het Open Call overzicht >

Deel dit artikel

Geschreven door Isabelle Vanhoutte en Winnie Poncelet