Je kan geen belastingen verschuiven zonder er te verhogen

woensdag 1 november 2017

Ondernemingen die zich inschrijven in de circulaire economie moeten hun bedrijfsmodel soms helemaal herdenken. En er dan ook nog eens financiering voor vinden.

‘De omgeving is aan het veranderen, al geldt dat voorlopig nog niet voor de instrumenten zoals taksen of regelgeving.’

Het is een dodelijk zinnetje dat Erik Paredis uitspreekt. Onder druk van de klimaatverandering en de groeiende schaarste aan niet-hernieuwbare grondstoffen moeten we ons als maatschappij dringend anders gaan organiseren, benadrukt de onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Gent. 

Maar weten we wel hoe? Een van de mooiste voorbeelden van de grote wispelturigheid is de discussie rond de kernuitstap. In 2003 besloot de paars-groene regering-Verhofstadt om alle nucleaire centrales na veertig jaar levensduur te sluiten. De eerste reactor zou dan dicht gaan in 2015, de laatste in 2025. Maar opeenvolgende regeringen verlengden, verkorten, en verlengden die data weer. Nucleaire energie lijkt immers een bron van goedkope stroom en een kaskoe voor de eigenaars en de overheid.

‘De omgeving is aan het veranderen, al geldt dat voorlopig nog niet voor de instrumenten zoals taksen of regelgeving.’

Erik Paredis (Centrum voor Duurzame Ontwikkeling)

‘De jojo-beweging bij de uitstap van de kernenergie is een verschrikkelijke zaak voor de niche van de hernieuwbare energie’, aldus Paredis. ‘De traditionele spelers blijven daardoor immers geloven in de mogelijkheid van kernenergie, terwijl voorlopers in de hernieuwbare energie geen zekerheid hebben over de richting van het beleid. Dat verhindert een regimeshift.’ 

België heeft nochtans met Europa afgesproken om het aandeel hernieuwbare energie in de totale energievoorziening tegen 2020 op te krikken tot 13 procent (op dit ogenblik zitten we zowat halfweg). ‘Om dat probleem op te lossen heeft de politiek er voor gekozen de doorbraak van hernieuwbare energie te forceren met subsidies’, zegt Paredis.

Daardoor liggen er bijvoorbeeld op veel Vlaamse daken zwaar gesubsidieerde zonnepanelen. De voorbije jaren is de kritiek op dat beleid flink gegroeid. ‘Toen zonne-energie nog een experimentele technologie was, viel die steun zeker te verdedigen maar we hadden de steun voor de zonnepanelen sneller moeten verlagen’, geeft Johan Vande Lanotte (sp.a) toe. Het is moeilijk om in België iemand te vinden die de voorbije tien jaar een grotere stempel heeft gedrukt op het energiedebat dan de socialist die tot voor kort de federale minister van Economie was. ‘Een blik op het buitenland leert dat de producenten van zonnepanelen gewoon hun prijzen aanpasten aan de subsidieregels in elk land. We hebben dat absoluut verkeerd ingeschat.’

BETALENDE VERVUILERS

Thomas Van Maele, partner private investeringen bij vermogensadviseur Econopolis, merkt fijntjes op dat de overheid zelf geen geld kwijtspeelt aan de groenestroomcertificaten. ‘De rekening daarvan wordt volledig doorgerekend naar de verbruikers via de elektriciteitsfactuur.’

Volgens Maarten Dubois, manager van het Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer, is dat niet meer dan logisch. ‘Dat is net het principe van ‘de vervuiler betaalt’. De verlaging van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) op elektriciteit van 21 naar 6 procent die de vorige federale regering heeft doorgevoerd, is vanuit milieuperspectief overigens een erg slecht signaal.’

‘Als de situatie blijft zoals ze is, zullen mensen voor hun goedkopere energie betalen met het feit dat ze geen werk meer hebben’

Bart Vercoutere (i-Cleantech Vlaanderen)

De doorrekening van de groenestroomcertificaten in de elektriciteitsfactuur komt vooral hard aan bij de grootverbruikers in de maakindustrie, ook al hebben sommige van hen zelf bijgedragen aan het hoge kostenplaatje door gretig gebruik te maken van de steun voor hernieuwbare energie, bijvoorbeeld via subsidies en een verhoogde investeringsaftrek. 

De regering probeert de hoge elektriciteitsfactuur van de grootverbruikers wel enigszins te beperken door aan het prijsmechanisme te sleutelen. ‘Maar wie is daar vervolgens de pineut van?’, vraagt Van Maele. ‘De kleine verbruikers en gezinnen. Er is gewoon niet goed over nagedacht. De overheid heeft nagelaten om haar huiswerk te doen.’

‘Als de situatie blijft zoals ze is, zullen mensen voor hun goedkopere energie betalen met het feit dat ze geen werk meer hebben’, meent Bart Vercoutere, topman van I-Cleantech Vlaanderen, een vzw die werkt rond schone technologie. ‘De energiekost is nu eenmaal een belangrijke investeringsparameter. Als die te hoog wordt, mag je nog eindeloos debatteren over de loonkosten, maar heb je ondertussen wel geen industrie meer.’

ERIN, NIET ERUIT

De droom van elke milieueconoom is dat er één wereldwijde heffing komt op de extractie van gas en olie, merkt Dubois op. ‘Dan kan je meteen al veel kleinere heffingen afschaffen. Maar dat is jammer genoeg niet realistisch.’ Een alternatief, waar ook België voor gekozen heeft, is om een belasting te heffen op energie omdat het een bronheffing is die doorwerkt in de volledige productieketen.

‘De droom van elke milieueconoom is dat er één wereldwijde heffing komt op de extractie van gas en olie.’

Maarten Dubois (Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer)

Een belasting op het eindproduct is niet bijzonder efficiënt, legt Paredis uit. ‘Dan moet je die product per product bepalen. Het zou beter zijn om die meteen aan de inputzijde te heffen. Niet op wat er uit het proces komt dus, maar op wat er ingaat.’

Dat kan ook helpen om het probleem van de zogenaamde externaliteiten te tackelen. Dat zijn kosten die ontstaan bij de productie of consumptie van goederen of diensten maar die niet in hun prijs verrekend zit. Denk dan aan het uitputten van natuurlijke rijkdommen en de vervuiling die er mee gepaard gaat.

Studie: New era. New plan. Fiscal reforms for an inclusive, circular economy. Case study the Netherlands.

Natural Capital Coalition, een milieuorganisatie waar onder meer het WWF deel van uitmaakt, schatte vorig jaar in een rapport dat de landbouw, visserij en basisindustrie gezamenlijk voor 13 procent van de mondiale welvaart aan ongewenste, schadelijke neveneffecten veroorzaken. Het gros daarvan komt op het conto van broeikasgassen, gevolgd door water- en landverbruik. Vooral de steenkoolindustrie berokkent het milieu veel schade.

Mochten die maatschappelijke kosten van het opgebruiken van natuurlijk kapitaal en de daarbij horende vervuiling in rekening gebracht worden, zouden de eerder vermelde sectoren economisch verlieslatend zijn, zo stelde het rapport.

De discussie over hoe landen die externe kosten concreet in rekening te brengen, gaat al meer dan twintig jaar mee, zucht Paredis. ‘In de jaren 90 al zijn er verschillende studies gemaakt over de mogelijke impact van milieuheffingen. Zo becijferde het Federaal Planbureau in 1996 dat een vrij kleine energietaks de CO2-uitstoot met 7,5 procent zou verlagen en enkele tienduizenden nieuwe jobs creëren.’ 

Waarom is die milieubelasting er toen dan niet gekomen? ‘Tja, de gevestigde belangen. Sectoren zoals de energie, chemie, metaal,… hebben een grote lobbykracht. Koppel dat aan een gebrek aan lef bij de politici, en dan kom je uit op een doodgeboren tax shift.’

‘Europa wordt steeds irrelevanter in het klimaatdebat aangezien het maar 11 procent van de mondiale uitstoot van CO2 meer vertegenwoordigt.’

Maarten Dubois (Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer)

Het is natuurlijk niet zo dat er geen enkele maatregel is genomen, alleen hadden die niet het verhoopte effect. Het Europese emissiehandelssysteem bijvoorbeeld is daarvan een goed voorbeeld, zegt Dubois. ‘Het heeft wel gewerkt, maar niet genoeg. Toch is dat nog altijd beter dan niets. Veel bedrijven hebben hun productieproces bijgestuurd in de veronderstelling dat het systeem zou werken. Overigens was de economische crisis de grootste drijfveer voor het ineenzakken van de emissies.’

Een CO2-heffing op Europees niveau was beter geweest, geeft Dubois aan. ‘Maar daar was binnen de Europese Unie unanimiteit voor nodig, en dat lukte niet.’ Nochtans moet het mogelijk zijn om ook de energie-intensieve sectoren die zich zo sterk verzetten over de schreef te trekken, bijvoorbeeld door er voor te zorgen dat milieuheffing gecompenseerd door een verlaging van de arbeidskosten, of door sommige sectoren deels vrij te stellen van de belasting op voorwaarde dat ze energie-efficiënter gaan werken.

De vraag is wel welke rol Europa nog speelt op het mondiaal niveau, merkt Dubois op. ‘Europa wordt steeds irrelevanter in het klimaatdebat aangezien het maar 11 procent van de mondiale uitstoot van CO2 meer vertegenwoordigt. Nu gaat het vooral over de VS en China die hun gedrag niet willen bijsturen.’

TOXISCH PRODUCT

Walter Stahel, een Zwitserse architect en goeroe van de circulaire economie, legde lang geleden al de vinger op de wonde: de focus van het beleid zit verkeerd. Zo belasten we mensen op hun werk en bedrijven op hun winsten. De Zwitser stelde voor om in plaats daarvan een belasting te heffen op ongewenste dingen, zoals emissies, afval en het verbruik van niet-hernieuwbare grondstoffen. Alles wat je probeert te verminderen dus in plaats van belastingen te heffen op wat je wil promoten, zoals arbeid. Of in de woorden van Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van denktank Itinera: ‘Arbeid wordt belast alsof het een toxisch goed is’.

‘Arbeid wordt belast alsof het een toxisch goed is.’

Ivan Van de Cloot (Itinera)

Waar nu nog een hele industrie draait rond het vinden van manieren om de belastingdruk op inkomens en inkomsten te verlagen, zou er dan een nieuwe industrie ontstaan die mikt op het beperken van het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en het verminderen van vervuiling en afval.

Een recente studie van het Steunpunt Duurzaam Materiaalbeheer leert dat de bedrijven die actief zijn in de sectoren van afvalbeheer, recyclage en schroothandel direct en indirect meer dan 20.000 mensen tewerkstellen. Met voldoende innovatie kan de sector zijn groeitempo van 5 procent per jaar volhouden, zo klinkt het. Maar er zijn nog economische voordelen. ‘De kennis en het gebruik van gerecycleerde materialen dragen bovendien bij tot een Vlaamse verankering van sectoren zoals metaalverwerking en kunststofproductie.’

Het overschakelen naar de circulaire economie in Vlaanderen kan een besparing van 3 tot 6 miljard euro aan materiaalkosten opleveren.

Het overschakelen naar de circulaire economie in Vlaanderen kan volgens het onderzoek zorgen voor een besparing van 3,4 tot 6,1 miljard euro aan materiaalkosten. Dat is 3,5 procent van zijn bruto binnenlands product. Daarbij zouden er naar schatting 27.000 nieuwe jobs gecreëerd worden.

VERGROENING

‘De inkomsten uit milieuheffingen bedragen minder dan 5 procent van de totale Belgische belastingen en sociale bijdragen’, merkt Dubois op. België scoort daarmee pover in vergelijking met het Europese gemiddelde van respectievelijk 6,1 procent, maar iets beter dan zijn buurlanden. Op Nederland na, waar die inkomsten 9,1 procent bedragen.

Voorstanders van een tax shift à la Stahel zien hierin mogelijkheden om de lasten op arbeid te verlagen, maar dat optimisme tempert Dubois. ‘Het is weinig waarschijnlijk dat een verhoging van de milieuheffingen daarvoor voldoende inkomsten genereert. Een vergroening van het belastingstelsel is wel mogelijk, maar als we lasten op arbeid significant willen verlagen, zal dat moeten gebeuren door uitgaven te verminderen, schuld op te bouwen of lasten te verschuiven naar andere inkomstenbronnen zoals BTW. Dat is een discussie voor begrotingsspecialisten en niet voor milieuspecialisten.’

‘Een verhoging van de milieuheffingen genereert onvoldoende inkomsten voor een lastenverlaging op arbeid.’

Maarten Dubois (Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer)

‘Het ‘probleem’ met milieubelastingen is dat ze gigantisch goed werken vanuit milieuperspectief’, legt de milieueconoom uit. ‘Er zijn talloze voorbeelden die aantonen dat een internalisering van milieukosten sterke prikkels geeft voor innovatie en gedragsverandering. Sinds het invoeren en doorrekenen van heffingen op plastic zakjes, is het gebruik van de zakjes verschrompeld. In landen waar storten veel kost, wordt weinig gestort. En dure vuilzakken hebben ons tot de beste sorteerders van de wereld gemaakt. Voor het milieu is het sturend effect van die heffingen dus geweldig nieuws, maar dat geldt niet voor de overheidsfinanciën.’ 

Naast heffingen is er altijd nog de optie om de BTW te verhogen. ‘Dat tarief veranderen is administratief maar een kleine moeite’, merkt Dubois op. ‘Ze sluit ook vrij nauw aan op de circulaire gedachte omdat het een belasting op consumptie is. Het grote voordeel van BTW is dat de consumenten die betalen en niet de bedrijven.’

Bedrijven zijn veel mobieler dan consumenten, legt Dubois uit. ‘Als het hier te duur wordt, trekken ze naar andere oorden. Burgers verhuizen niet zo snel. Daardoor is er ookamper een bovengrens van hoe zwaar de milieubelastingen mogen zijn. Het grootste risico dat je dan hebt is dat mensen hun gedrag aanpassen en dat je plots geen inkomsten meer hebt. Tegelijkertijd heb je dan wel je milieuproblemen opgelost.’

MEDELIJDEN

Dat die tax shift van lasten op arbeid naar milieubelastingen niet bijster populair zal zijn, kan de milieueconoom best begrijpen. ‘Maar als je geen enkele belasting mag verhogen, hoe kan je dan verschuiven?’

‘Je moet helemaal geen medelijden hebben met gezinnen’, meent Dubois. ‘Wie veel water of energie verbruikt, of veel afval buitenzet, moet daarvoor betalen. De prijs van een vuilzak dekt bijvoorbeeld nog altijd maar de helft van de kost van de inzameling.’

De heffingen op water- en elektriciteitsverbruik pakweg verdubbelen, is politiek wel een aartsmoeilijke boodschap. ‘Dat klopt. Maar twintig jaar geleden kostten vuilzakken amper iets, vandaag kosten ze zo’n twee euro per stuk. Politiek zou toch moeten gaan over een langetermijnvisie en hoe er met kleine stapjes naar toe te werken?’

Een andere beleidsmaatregel die zijn nut al heeft bewezen is de consumenten mee te laten betalen voor de inzameling en recyclage van hun producten. Denk aan de vergoedingen Fost Plus (verpakkingen), Bebat (batterijen) of Recupel (elektro-apparaten). Deze bijdragen bij aankoop van goederen hebben er toe bijgedragen dat we wereldwijd bij de beste inzamelaars en recycleurs van de wereld horen. 

Als onpopulaire instrumenten goed kunnen zijn, dan kunnen populaire ook slecht zijn. Dubois stelt zich bijvoorbeeld vragen bij het nut van isolatie- en renovatiesubsidies. ‘Heel wat gerenoveerde woningen zijn slecht gerenoveerd. Dat heeft te maken met de beleidskeuze om allerhande kleine verbeteringen te subsidiëren zoals gevelrenovatie of zolderisolatie. In veel gevallen is slopen en een nieuw, goed geïsoleerd huis zetten een veel duurzamere oplossing.’

Ook Vercoutere beseft dat het duurzaamheidsvraagstuk veel ruimer is dan subsidies en belastingen. ‘Er moet een goed kader zijn, en overheidssteun maakt daar maar een deeltje van uit. Neem het voorbeeld van een bedrijf dat overweegt om wagens te kopen die op aardgas rijden omdat die brandstof goedkoper is dan benzine of diesel. Als het die investering doet, wil het wel de geruststelling dat de accijnzen op aardgas de komende jaren niet zullen stijgen om het gat met benzine en diesel te dichten.’

‘De overheid zou er voor kunnen kiezen om de onbenutte reststroom – zeg maar het afval van het productieproces – zwaarder te belasten. Of misschien beter nog, een beloning te geven voor alle materialen die wel benut zijn.’

Thomas Van Maele (Econopolis)

Van Maele stipt dan weer aan dat de overheid nog over veel ongebruikte instrumenten beschikt. ‘Ze zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om de onbenutte reststroom – zeg maar het afval van het productieproces – zwaarder te belasten. Of misschien beter nog, een beloning te geven voor alle materialen die wel benut zijn, bijvoorbeeld via een ‘groene investeringsaftrek’ in de vennootschapsbelasting.’

ECOLOGISCHE DRAAGKRACHT

De discussie over waar we heen gaan, kan dus wel beginnen met geld, maar daar zeker niet eindigen. ‘Betaling is het zetje in de rug dat door geld gedeformeerde geesten nodig hebben om een andere, gezondere en meer duurzame kijk op zaken te ontwikkelen’, verklaarde de Nederlandse socioloog Raf Janssen ooit.

Paredis hamert op het belang van een grondig maatschappelijk debat over de broodnodige heroriëntatie in ons economisch beleid. ‘Wat bedoelen we met een economie die binnen de ecologische draagkracht van de aarde blijft? Dat is toch veel meer dan high tech oplossingen die de efficiëntie verhogen, of het in rekening brengen van externe kosten?’

‘We moeten de discussie durven verruimen. Het gaat ook om vraagstukken zoals levenskwaliteit en maatschappelijke herverdeling.’

Erik Paredis (Centrum voor Duurzame Ontwikkeling)

We moeten die discussie durven verruimen, stelt de duurzaamheidsspecialist. ‘Het gaat ook om vraagstukken zoals levenskwaliteit en maatschappelijke herverdeling. Maatregelen zijn zelden neutraal. Ze hebben dus een andere impact op de verschillende lagen van de bevolking. Als armere groepen getroffen worden, kan je aan compensatie denken, bijvoorbeeld door een verlaging van de eerste belastingschijf of een verhoging van het bestaansminimum. Maar wil je een duurzamere economie – ecologisch houdbaar én sociaal rechtvaardig – dan kom je er niet met enkel milieubelastingen en een tax shift. Je moet dan ook aan herverdeling durven denken, bijvoorbeeld via een vermogensbelasting of ideeën als een basisinkomen voor iedereen.’

 

‘De grote vraag is of die herverdelingsproblemen opgelost moeten worden via het milieubeleid.’

Maarten Dubois (Steunpunt Duurzaam Materialenbeheer)

Dubois geeft tegengas. ‘De grote vraag is of die herverdelingsproblemen opgelost moeten worden via het milieubeleid. Moet je eenvoudige en goedgerichte maatregelen in het milieubeleid complexer maken om een bepaald effect weg te werken dat je eigenlijk met andere instrumenten ook kan remediëren? Er zijn al andere instrumenten om armoede aan te pakken, zoals woningen, maximumfacturen, bijstand,…’

VAN ONDERUIT, BOVENAF EN BINNENIN

‘Het is enorm belangrijk dat er van onderuit initiatieven groeien die in de praktijk bewijzen dat het anders kan’, legt Paredis uit. ‘Denk bijvoorbeeld aan zonne-energie of duurzame wijken met passiefwoningen, gedeelde tuinen, autovrije straten en groene energie. Het toont ook aan wat voor soort regelgeving nog ontbreekt.’

‘Toch volstaat dat niet’, benadrukt hij. ‘Er moet een druk komen om het bestaande geheel van technologie, beleid, markten, onderzoek, consumentenvoorkeuren,… te veranderen. Die druk kan zowel van binnenin, bovenaf als onderuit komen. Van binnenuit, dat zijn interne spanningen binnen het bestaande regime. Van bovenaf, dat zijn de grote trends zoals klimaatverandering of globalisering die ons vragen stellen bij de manier waarop we dingen nu doen. Van onderuit gaat het om kleine initiatieven die ontstaan als reactie op de problemen met het huidige regime.’

‘Een idee is een soort gas: ze hangt in de lucht en elkeen snuift er wat van op.’

Louis Paul Boon

Dat klinkt allemaal heel theoretisch, maar Paredis geeft een praktisch voorbeeld. ‘Er zijn niet alleen meer files maar ook meer fijn stof. Door de combinatie van de grote trend (klimaatopwarming), de spanning binnen het bestaande regime (onvrede over tijdverspilling en gezondheidsproblemen) en nieuwe initiatieven (zoals autodelen en elektrische wagens) vergroot de kans op diepgaande veranderingen. Die bewegingen zie je ook op het vlak van energie, materiaalgebruik, wonen en bouwen.’

Ideeën en inzichten genoeg dus. Hopelijk bieden deze inspiratie voor beleidsmakers om nieuwe instrumenten te bedenken die tegemoet te komen aan een wereld in verandering. Of in de woorden van de literaire reus Louis Paul Boon: ‘Een idee is een soort gas: ze hangt in de lucht en elkeen snuift er wat van op.' Het is eens wat anders dan broeikasgassen.

Bronnen

Leistand: Steag, Germany via Wikipedia | Crude oil pipe: Arcticneft | Renault Choisy Le Roi: Renault | Mensen op bankje: De Standaard

Deel dit artikel

Geschreven door Daan Ballegeer, in opdracht voor Plan C